Veel gestelde vragen
V: In de klinische praktijk zou ik verkiezen om 1 jaar kans te gebruiken - Waarom dan 10-jaar fractuurkans gebruiken ?
A: Bij jonge gezonde individuen (met lage mortaliteit) bedraagt de één jaar kans ongeveer 10% van de tienjaarskans. Dus, een individu met een tienjaarsfraktuurkans van 40% zou een 1-jaarsfractuurkans van 4% hebben. Hogere percentages worden doorgaans beter begrepen door patiënten en clinici.
V: Hebben de risicofactoren eenzelfde belang bij mannen, vrouwen en in verschillende geografische omstandigheden?
A: De risicofactoren hebben een gelijkaardig effect bij mannen en vrouwen in verschillende landen in termen van relatief risico. Daarentegen, zal het absoluut risico verschillen omdat op elk gegeven leeftijd het absoluut fractuurrisico en absoluut overlijdensrisico varieert. Darenboven hebben risicofactoren een variabel belang afhankelijk van leeftijd (bv. een familiale geschiedenis), of van de aan- of afwezigheid van andere risicofactoren. Bijvoorbeeld, een laag BMI is minder een risicofactor wanneer rekening wordt gehouden met de BMD.
V: De klinische risicofactoren vragen een ja of nee antwoord. Echter, twee vroegere klinische frakturen houden een groter risico in dan een enkelvoudige vroegere fraktuur. Waarom wordt dit niet in rekening gebracht?
A: Het is bekend dat dosisafhankelijkheid bestaat voor vele klinische risicofactoren. Naast het aantal vroegere frakturen, geldt dit ook voor roken, glucocorticoïdgebruik en alcoholconsumptie. Het model is echter gebaseerd op informatie die gemeenschappelijk voorhanden is voor alle onderzoekspopulaties die gebruikt werden om het op te stellen en dergelijke details waren niet altijd beschikbaar. Dit betekent dat klinische beoordeling nodig is voor de interpretatie van de fractuurkansen. Een hogere dan gemiddelde dosis glucocorticoïd houdt een hogere kans in dan de berekende. Omgekeerd, een lager dan de gemiddelde dosis vertegenwoordigt een lagere kans.
V: Een vroegere wervelfractuur houdt een hoger risico in dan een vroegere voorarmfractuur. Hoe wordt hiermee rekening gehouden in de algoritmen?
A: Hiermee wordt geen rekening gehouden, voor de redenen vermeldt bij de vorige vraag. Het moet echter genoteerd worden dat een vroegere morfometrische en asymptomatische wervelfractuur ongeveer eenzelfde risico inhoudt als elk andere vroegere fractuur. Een klinische wervelfractuur, echter, houdt een veel hoger risico in (zie referentielijst, Johnell et al 2006).
V: Bij welke fractuurkans loont het de moeite om te behandelen ?
A: Het algoritme is bedoeld als technologisch platform om te helpen risico te kwantificeren. De beslissing om wel of niet te behandelen berust op lokale factoren, die al of niet analyses van de kosteneffectiviteit omvatten. Finaal, zal behandeling afhangen van de kost van de interventie, de rijkdom van het individu of het land, en de fractie van deze rijkdom besteedt aan gezondheidszorg.
V: De merkers van botombouw zijn gecorreleerd met de fractuurkans, onafhankelijk van BMD. Kunnen deze gebruikt worden samen met het algoritme?
A: Het is juist dat hoge waarde van de indicatoren van botombouw geassocieerd zijn met een fractuurrisico, onafhankelijk van BMD. Er is echter geen consensus over een referentiemerker en onvoldoende wereldwijde ervaring om te weten hoe deze geïncorporeerd zouden kunnen worden. De wijze waarop de resultaten van dergelijke testen worden geïnterpreteerd is een zaak van klinische beoordeling.
V: Hoe wordt er rekening gehouden met ethnische minderheden ?
A: Dit wordt niet gedaan - op uitzondering van de Verenigde Staten waarvoor voldoende epidemiologische informatie voorhanden is om juiste aanpassingen te maken.
V: Mijn land is niet vertegenwoordigd? Wat moet ik doen?
A: Gebruik het land voor hetwelk de epidemiologie van osteoporose het best deze van uw land benadert. Zeer hoog risico is vertegenwoordigd door Zweden en de VS. Hoog risico is vertegenwoordigd door het Verenigd Koninkrijk en Italië. Matig risico is vertegenwoordigd door China, Spanië, Frankrijk en Japan. Laag risico is vertegenwoordigd door Turkije.
n Verwacht wordt dat nieuwe berekeningsmodellen beschikbaar zullen komen in latere versies. Dring aan bij uw nationale vereniging ...
V: Waarom kan ik het berekeningsmodel niet gebruiken voor de voorspelling van het fractuurrisico van een 30-jarige patiënt?
A: Het berekeningsmodel is geconstrueerd op basis van reële gegevens uit steekproeven van bevolkingsgroepen verspreid over de wereld, deze hebben een beperkte leeftijdspreiding. Als U een leeftijd opgeeft onder de 40 jaar, dan zal het algoritme de fractuurkans berekenen op de leeftijd van 40 jaar. U moet dan uw klinische beoordeling gebruiken voor de interpretatie van het risico.
V: Waarom kan ik niet de totale heup eerder dan de femurhals BMD gebruiken?
A: Het berekeningsmodel is geconstrueerd op basis van reële gegevens uit steekproeven van bevolkingsgroepen waarbij de femurhals BMD beschikbaar was. T-score en Z-score variëren volgens de gebruikte technologie en de gemeten plaats. In geval van totale heup BMD, echter, kan deze in plaats van femurhals BMD gebruikt worden bij vrouwen, doch niet bij mannen (zie referentielijst, Johnell et al 2005)
V: Voor de klinische risicofactoren bestaat geen mogelijkheid om ontbrekende gegevens aan te geven (nl. een 'ik weet het niet' keuze) in het programma. Wat moet ik doen?
A: Ontbrekende waarden worden niet voorzien in ons programma. Bij de berekening van het 10 jaar risico wordt aangenomen dat alle vragen (op uitzondering van BMD) beantwoord kunnen worden. Als U een gegeven niet heeft, bijvoorbeeld ivm de familiale geschiedenis, dan moet u neen antwoorden.
V: Waarom niet de kans rapporteren voor alle osteoporotische fracturen? Dit zou grotere waarden opleveren.
A: Het opnemen van alle osteoporotische fracturen is problematisch omdat er beperkt informatie is over hun epidemiologie. Volgens Zweedse gegevens, zou het in rekening brengen van andere majeure osteoporotische frakturen (bv. bekken, andere femurfracturen en tibia fracturen) de waarden van de fractuurkans met 10% verhogen (bijvoorbeeld, bij een patiënt met een berekende kans op majeure osteoporotische fraturen van 5%, betekent dit een stijging tot 5.5%). In rekening brengen van ribfracturen zou een veel groter effect hebben. Deze zijn echter moeilijk te diagnosticeren.
V: Waarom werd het 'vallen' niet geincludeerd, dat een gevestigd klinisch risicofactor is voor fracturen?
A: Twee redenen. Ten eerste werd voor de verschillende steekproeven uit de algemene bevolking gebruikt om het model te construeren, het vallen op zeer verschillende manieren gerapporteerd, zodat het niet mogelijk was om een gestandardiseerde maatstaf te weerhouden. Ten tweede, als bijkomende reden, voor farmaceutische interventies is het, hoewel plausibel, niet bewezen dat het fraktuurrisico vermindert bij patiënten geselecteerd op basis van een voorgeschiedenis van vallen. Het is belangrijk dat de modellen voor risicobepaling een risico aanduiden dat kan worden verminderd door therapie.
V: Waarom abstractie maken van radiografisch vastgestelde fracturen en zich concentreren op klinische wervelfracturen?
A: Een voorafbestaande morfometrische wervelfractuur heeft dezelfde betekenis als elk andere vroegere niet-traumatische fractuur en kan dus ingevoerd worden in het FRAX ® model. De uitkomst omvat echter niet de probabiliteit op morfometrische wervelfracturen.Dit is een conservatieve houding, omdat hun klinische betekenis controversieel is (anders dan voor de fractuurvoorspelling). Niettemin heeft dit geen invloed op het in aanmerking komen voor behandeling.
V: Hoe beslis ik wie te behandelen?
A: De FRAX® evaluatie zegt u niet wie u moet behandelen; dit blijft een zaak van klinische beoordeling. In vele landen zijn richtlijnen hiervoor beschikbaar, gebaseerd op opinies van experten en/of gezondheidseconomische overwegingen
V: Welke T-score moet ik invoeren in het FRAx® model?
A: U moet de T-score van de femurhals invoeren, verkregen op basis van gestandardiseerde referentiewaarden ( NHANES III databank voor 20-29 jaar-oude, caucasische vrouwen zoals algemeen aanbevolen- T (WHO)-score). T-scores berekenen op basis van locale databanken of ethnisch specifieke referentiewaarden, zullen misleidende resultaten opleveren. Noteer dat dezelfde referentiewaarden gebruikt worden voor mannen (dus de NHANES III databank voor 20-29jaar-oude caucasische vrouwen). Als u onzeker bent over de T-score, voer de absolute BMD waarde in en de fabrikant van het DXA toestel. De T (WHO)-score zal dan voor U worden berekend.
V:
A:
V:
A: